Hoe vaak zeggen we niet ‘maar’ of ‘ja, maar’?
In een coachingstraject een paar jaar geleden heb ik geleerd -en ik wist het daarvoor ook al maar was het weer kwijt- dat het woordje ‘maar’ in een zin de tekst ervóór ontkracht. Het is een ontkenning van wat je beweert. Je kunt het eerste deel van wat je zegt eigenlijk wel weglaten, het heeft geen betekenis meer omdat je het woordje ‘maar’ er op laat volgen.
Het eerste deel van de tekst heeft alleen als doel dat de boodschap zachter over komt.
“Goed dat je dit zegt, maar ik denk er toch anders over.” Je kunt net zo goed zeggen dat je er anders over denkt.
҉
Het ontkrachten van wat je zegt door het woordje ‘maar’ kan je echter beter gebruiken in positieve zin.
Als het even niet lekker loopt of er gebeurt iets vervelends, dan kan het nog wel eens gebeuren dat je jezelf op de kop geeft. Je baalt ervan dat je stom bezig bent geweest of je voelt je teleurgesteld in jezelf omdat iets je niet goed afgegaan is. Gebruik dán juist het woordje ‘maar’!
Je zult ervaren hoe goed dat voelt, probeer het maar eens.
Je zult ervaren hoe goed dat voelt, probeer het maar eens.
“Balen, ik heb me weer voor het karretje laten spannen van de ander, maar ik ben wél geweldig!”
“Nu heb ik al weer niet naar mezelf geluisterd, maar ik ben wél geweldig!”
҉
Wees creatief en bedenk wat goed voelt voor jou achter het woordje ‘maar’ zodat je jezelf optilt. Dat voelt veel plezieriger dan teleurstelling.